Calcium Magnesium

Calcium

De hoeveelheid calcium in het bloed wordt op peil gehouden door het bijschildklierhormoon parathormoon (PTH) en vitamine D. Als het calcium te laag dreigt te worden, neemt de productie van PTH toe, waardoor calcium vrijkomt uit de botten. De nieren gaan vitamine D aanmaken dat er op zijn beurt voor zorgt dat calcium beter wordt opgenomen uit de darmen.

Als het calcium in het bloed te hoog dreigt te worden, wordt de aanmaak van PTH verminderd waardoor een evenwicht ontstaat in aanmaak en behoefte van calcium in bloed.

Klachten die passen bij te veel calcium zijn bijvoorbeeld moeheid, verlies van eetlust, misselijkheid, overgeven, darmverstoppingen, buikpijn, vaak moeten plassen en toegenomen dorst. Klachten die passen bij te weinig calcium zijn onder meer buikkrampen, spierkrampen of tintelende vingers.

De calciumtest kan ook worden gebruikt om aandoeningen op te sporen die gepaard gaan met een verstoorde calciumhuishouding. Patiënten met nierfalen hebben bijvoorbeeld vaak verlaagd calcium in hun bloed. Andere aandoening met de afwijkende calciumwaarden zijn bijvoorbeeld schildklierziektes, darmziektes, kanker en ondervoeding. Als bij iemand borst-, long-, hoofd/nek-, nierkanker of de ziekte van Kahler is vastgesteld, zal ook een calciumtest worden aangevraagd. Bij een tumor in de bijschildklier wordt het hormoon PTH in grote hoeveelheden gemaakt. Bij de diagnose en bij de behandeling hiervan wordt calcium bepaald.

Verder wordt de test gebruikt om te controleren of bij patiënten met een verstoord calciumpatroon behandeling met calciumtabletten of vitamine D effect heeft.

Magnesium

De test meet de hoeveelheid magnesium (Mg) in het bloed. Normaal gesproken is slechts een klein gedeelte (ongeveer 1%) van alle magnesium in het lichaam aanwezig in het bloed.

Magnesium is een mineraal dat aanwezig is in iedere cel van het lichaam. Het is onmisbaar voor de energieproductie, de werking van spieren en zenuwen en voor het behoud van de stevigheid van botten. Ongeveer de helft van de magnesiumvoorraad in het lichaam bevindt zich (in combinatie met calcium en fosfaat) in het bot.

Voeding is de bron van magnesium. Het is aanwezig in vele voedingsstoffen, met name in groene bladgroenten zoals spinazie. De hoeveelheid magnesium in bloed, cellen en bot wordt door het lichaam constant gehouden. De regulatie gebeurt door aanpassing van opname (via de darmen) en uitscheiding (met de urine, via de nieren).

Bij iemand met een nierziekte kan de arts de bepaling van magnesium aanvragen om de nierfunctie te controleren. Ook kan daarmee worden gecontroleerd of de patiënt te veel magnesium uitscheidt of vasthoudt.